Voor...
En achter.
Het uitzicht van de dichter... die zo verlangde naar zee:
Zoo dacht ik zittend in mijn kamer, maar
Vannacht hoor ik den najaarsstorm aanheffen;
Het dakhout maakt als kreunend want misbaar.
Ik woon zoo ver van zee, zoo dicht bij haar;
’t Storten der branding kan mij hier niet treffen.
Hoe kan ik zoo wanhopig klaar beseffen
Dat ik weer scheep zal gaan, voor ’t eind van ’t jaar.
Fragment 'Zeeroep'